Wij delen de stad met een groot aantal mensen dat van elders komt en die soms ‘geen papieren’ of geldige verblijfsdocumenten hebben. 

Velen onder hen gingen op de vlucht voor complexe, soms dramatische omstandigheden, op zoek naar veiligheid en een nieuwe horizon, in de hoop op een nieuwe toekomst.

Sommigen zijn pas aangekomen, anderen zijn hier al jaren. 
Sommigen hebben kinderen, anderen zijn zelf kinderen. 
Sommigen worden hier geboren, “zonder papieren”, vanaf het eerste uur.
Anderen zijn alleenstaande volwassenen, jong en oud. 
En sommigen zijn ziek, soms in een vergevorderd stadium.
Maar die werkelijkheid blijft vaak verborgen, verbloemd.

Het migratiebeleid en de toepassing daarvan leiden ertoe dat steeds meer mensen vast komen te zitten in de impasse van een daklozen-en zwerversbestaan. 

Een terugkeer naar het geboorteland is voor hen vaak geen optie. Ze zijn uitgeput door jaren van ontworteling en het enige perspectief dat zij nog hebben, is een bestaan in onzichtbaarheid.

Toch lopen we elkaar elke dag tegen het lijf. We ademen dezelfde lucht in en geven samen gestalte aan geschiedenis van onze stad, van onze samenleving, van de mensheid. We zijn samen, hier en nu.

Uitgaand van deze vaststellingen hebben Samusocial (als organisatie die maatschappelijke noodhulp verstrekt aan mensen zonder oplossing om te wonen), CIRÉ (Coordination et Initiatives pour Réfugiés et Étrangers), l’Ilot, Dokters van de Wereld en Brussels Platform Armoede besloten hun krachten te bundelen in een campagne.  

Om een getuigenis te brengen over de precaire realiteit van mensen begeleid door Samusocial die fotograaf Cédric Gerbehaye en auteur Caroline Lamarche ons graag willen laten ontmoeten.

Maar ook om oplossingen voor te stellen als antwoord op de operationele patstelling die bestaat in de opvang en de begeleiding van daklozen en mensen zonder papieren. 

De mensen op het terrein komen met zeer pragmatische en uitvoerbare maatregelen. Om de horizon vrij te maken en het leven van deze mensen, vooral de kwetsbaren onder hen te verbeteren.

Want in onze dagelijkse werking kunnen wij niet om één vaststelling heen: geen enkele maatregel kan ‘dakloosheid’ oplossen als we niet eerst humane en duurzame oplossingen vinden voor het probleem van mensen zonder papieren. 

Het moet mogelijk zijn om deze mensen waardering te geven, te helpen en te beschermen. 

Dat is een kwestie van gezond verstand, van rechten en van waardigheid. Die van hen en die van ons.

Hassan

17 jaar
Wij zijn uit Syrië, in de buurt van Aleppo. Ik ging er naar de lagere school. Maar toen gingen de scholen dicht door de bombardementen en besloot mijn vader te vertrekken. Turkije was het dichtstbij.We trokken naar een plek niet ver van de grens. Ik was negen. We leerden er een boer kennen die voorstelde dat we voor hem zouden werken; hij zou ons kost en inwoning geven en op het einde van het jaar zouden we betaald krijgen. Maar toen het zover was, betaalde hij niet. We hebben een lening opgenomen om een appartement te huren.

Gina

32 jaar
We hadden het zwaar te verduren in Kinshasa. Ik heb er lang over nagedacht, maar uiteindelijk besliste ik om toch te vertrekken. Ik geraakte in Turkije waar ik een jaar ben gebleven en vervolgens stak ik over naar Griekenland. Van de 70 euro die we in het vluchtelingenkamp Moria per maand kregen, heb ik geld opzijgezet om een ticket naar Brussel te kunnen betalen. Ik kwam aan in Charleroi met twee euro op zak. Een luchthavenmedewerker die Lingala sprak, vroeg me of ik hier familie had.

Lahcene

52 jaar
Na mijn scheiding was ik erg van slag. Het enige waar ik aan kon denken was dat ik weg wilde uit Algerije. Het lot bracht me naar België. Ik reisde naar Spanje met het vliegtuig en dan naar België met een vrachtwagen, dat was tien jaar geleden. Ik werkte op bouwwerven en sliep op de werf zelf of in leegstaande gebouwen, elk van ons nam een kamer. Er waren vooral Marokkanen en Afrikanen, niet veel Algerijnen. We probeerden rond te komen, da’s alles.

Mariana

65 jaar
Ik ben Roemeense. Mijn moeder stierf toen ik 13 was en toen mijn vader hertrouwde, waren mijn broer en ik er plots teveel aan. Ik wilde bij het leger, maar dat weigerde hij. Dus studeerde ik voor boekhouder. Mijn eerste man kwam uit Zaïre, ik ontmoette hem tijdens zijn studie landbouwwetenschappen. In 1982 trokken we naar Zaïre. Daar vond ik werk in een Belgische textielfabriek, als diensthoofd. Maar tot mijn grote verbazing werd van mij ook verwacht dat ik zou instaan voor de zevenentwintig familieleden die op ons stuk land woonden, terwijl mijn man ook andere vrouwen had.
17 jaar
32 jaar
52 jaar
65 jaar